De invloed van familie op jouw leven
Vrienden kies je uit, familie is je gegeven. Oftewel, familie heb je niet voor het kiezen. Dat maakt familiezaken niet altijd even eenvoudig. Nee, het kan soms zelfs ontzettend ingewikkeld zijn.
Misschien heb jij dit wel eens geroepen:
'Ik ga dat echt anders doen dan mijn ouders!'
En grote kans dat onze ouders dat ook gedacht, of zelfs geroepen hebben. Soms kan het om hele kleine dingen gaan, maar soms ook om iets heel groots. Toch valt het in de praktijk nog niet altijd mee om iets om te buigen, zodat het wel werkt. Hoe komt dit? En wat is dan wel helpend om het in de toekomst anders te doen?
In dit blog lees je er meer over.
We hebben allemaal ouders, dat hebben we met elkaar gemeen. Want of jouw ouders nog wel of niet leven, of er wel of geen contact is, het zijn jouw ouders. Dat maakt dat je een gezin hebt. Groot of klein, het is een gezin. Ieder gezin is uniek. Alle individuen in de gezinnen zijn uniek. En je krijgt iets van dit gezin mee, ook als je maar kort aan elkaar verbonden bent.
Je groeit als alles goed verloopt de eerste jaren op in je gezin van herkomst. Bij ouders waar je van beiden DNA hebt geërfd, je genen. Maar heb je er wel eens bij stil gestaan dat In jouw DNA ook het DNA van jouw opa en oma, overgroot oma en opa etc..zit? Ik vind het bijzonder om te bedenken dat er zoveel generaties samenkomen in onze genen.
Tegelijkertijd maakt dat het ook lastig. Want van je eigen ouders en grootouders kun je nog wel dingen achterhalen herkennen. Maar hoe verder je terug gaat hoe lastiger het wordt.
Om over na te denken
Wat herken jij echt in je ouders? Of misschien grootouders? Uiterlijke kenmerken? Of misschien zelfs karaktereigenschappen? Of als je zelf kinderen hebt, wat herken je in hen van jezelf of van je ouders?
Als je ouders en misschien zelfs grootouders nog in je leven zijn, kan het heel waardevol om het hier eens samen over te hebben.
Maar heeft het nut als je hier meer over weet? Lees vooral verder.
Niet alles van wie jij bent zit in jouw DNA. Er spelen nog heel wat meer factoren mee om je te vormen. Denk maar eens aan de omgeving waarin je opgroeit, de cultuur, je gezondheid, dingen die je meemaakt. Allemaal dingen die je vormen in het leven. Maar DNA is niet iets wat zomaar weggepoetst kan worden. Het is een deel van jou en een deel van jouw familiegeschiedenis.
Het is ook niet voor niks dat er voor mensen soms heel wat puzzelstukjes op hun plek vallen wanneer ze in hun familiegeschiedenis duiken. Zo sprak ik iemand die zelf altijd wat angstig voor dingen was, zonder te kunnen verklaren waar dit nu vandaan kwam. Ze maakte zich maar zo klein en onzichtbaar mogelijk. Tot zij in haar eigen familiegeschiedenis ging duiken. Ze ontdekte generaties aan vrouwen die bang waren, die klein waren gehouden. Zelfs tot aan de generaties die zwegen, omdat vrouwen die zich in die tijd uitspraken op de brandstapel konden belanden.
DNA draag je mee. Maar het bepaalt niet alleen wie je bent.
Zelf weet ik niks van mijn familiegeschiedenis. Ik ben als baby afgestaan ter adoptie en verder opgegroeid in Nederland. Ik ben bekend met de geuren en smaken van hier, de gebruiken, de taal.
Er zit geen DNA van mijn adoptiefouders in mij. En toch herken ik dingen van hen bij mezelf. In dit gezin is voor een groot deel mijn basis gevormd. Normen en waarden die ik heb overgenomen. Het christelijk geloof waar ik mee opgevoed ben en wat een belangrijk deel van mijn identiteit is. Iets wat waarschijnlijk heel anders was geweest in een land waar het christenen in de minderheid zijn.
DNA is dus niet alles bepalend, maar wel van invloed. Diep van binnen hebben we allemaal de behoefte om te weten waar we vandaan komen, en dan met name waar we bij horen. Deze zoektocht hoort ook bij de natuurlijke identiteitsvorming. Maar zoals je misschien al op kunt maken uit mijn eigen ervaring is zo’n zoektocht niet voor iedereen even vanzelfsprekend.
Als kind kom je op een bepaalde leeftijd in een fase dat die identiteitsvorming actief plaatsvindt. Je gaat zelf op zoek naar antwoorden. Je wilt je meer een beeld vormen wie je bent in relatie met anderen en in relatie met de wereld om je heen.
Om over na te denken
Misschien weet je nog van jezelf dat je vragen ging stellen aan je vader of moeder, opa’s, oma’s etc.
Kun jij je nog herinneren waar je nieuwsgierig naar was? Mocht je de vragen ook echt stellen?
Ik wist dat het voor mij geen nut had om vragen te stellen die de onrust in mij weg zouden kunnen nemen. De antwoorden zouden immers niks over mij zeggen. Er werd bij ons heel openlijk over de adoptie gesproken en was er zelfs nog wat informatie beschikbaar, maar dit was maar beperkt. Er waren geen antwoorden op de vraag hoe mijn moeder als klein meisje was, wat zij leuk vond om te doen, of hoe mijn opa en oma waren. En hoe onbenullig de vragen ook lijken, ze zijn van belang. Voor het stukje herkenning bijvoorbeeld, dat gevoel dat je ergens onderdeel van uitmaakt.
Identiteisvorming gaat met veel geworstel gepaard. Gevoelens van onrust kunnen zomaar opkomen. Er kan ineens een vlaag van verdriet, boosheid en zelfs eenzaamheid over je heen komen. Dit gebeurt ook wanneer er een stuk van jouw identiteit geraakt wordt. Zeker als je met gaten in je identiteit zit of niet goed weet wie je nu eigenlijk bent.
Als kind mag je dit allemaal nog gaan ontdekken. En daar heb je ondersteuning voor nodig door vertrouwde volwassenen in je omgeving. In een ideale wereld geven zij vertrouwen om te ontdekken en kaders waarbinnen dit ontdekken kan plaatsvinden. Dat biedt veiligheid. Zo bouw je ook veerkracht en zelfvertrouwen op als iets bijvoorbeeld niet meteen lukt. Want je weet dat je het nog een keer mag proberen en er niet op afgerekend wordt of de mensen in je omgeving verliest.
Als kind kwam ik mede door de gaten in mijn identiteit in een depressie terecht . Dit werd alleen niet direct als depressie gezien. Meer als een boos en opstandig kind dat zich steeds meer terugtrok. Maar wie verder kon kijken zag een verscheurd kind.
Stel je een touwtje voor waar een poppetje tussen hangt. Aan de uiteinden van het touwtje wordt getrokken. Wat gebeurt er dan met het poppetje denk je?
Dat poppetje wordt heen en weer geslingerd. Als het vast zou zitten zou het zelfs uit elkaar scheuren.
Zo voelde het. Een verscheurdheid tussen twee werelden. Zoals een kind zich voelt als ouders gaan scheiden. Hoe ‘goed’ een scheiding ook verloopt, het kind zit altijd tussen twee werelden in en die werelden vragen allebei om aandacht van het kind. Ook als er geen contact is met een van de werelden.
Het kost tijd en inspanning om 2 werelden samen te brengen. En dat touwtje krijg je nooit helemaal stil. Maar het touw kan wel minder strak komen te staan.
En dat is het mooie van ons mensen. Ons DNA zit dan wel in ons en dat veranderen we niet. Maar jij als uniek persoon mag jezelf gaan leren kennen. Wat jou raakt, wat jou bezighoudt, waar jouw hart sneller van gaat kloppen, wat jou belemmert, wat jou op de been houdt.
Ik moest bijvoorbeeld leren om dat wat niet zichtbaar is, zichtbaar te maken. En dit was niet alleen door de tastbare dingen, zoals foto’s, maar vooral door te gaan voelen. Gevoelens toelaten over mijn ouders bijvoorbeeld. Echt voelen. Er verdriet over hebben. Rouwen. Pure rouw om dat wat er niet is. Of op afstand is. Dat wat vooral in mijn hoofd zat, moest ook in mijn hart terecht komen. Zo moest er weer contact komen met wat er binnenin mij afspeelde. Dat lichaam dat steeds op spanning stond, had het nodig dat er ontspanning kwam. Dat lichaam moest leren dat het zich niet groot hoefde te houden. Dat verdriet eruit mocht, zoals bij een kind.
Echt voelen is best spannend. Want wie weet wat er dan los komt.
Misschien ben jij iemand die het liefst dingen zo snel mogelijk achter zich laat. Of voel je die onrust wel, maar denk je dat het vanzelf wel weggaat als je er geen aandacht aan besteedt. Maar het kan ook dat je geen verschil meer merkt in rust en onrust, omdat je aan een bepaalde staat van 'zijn' gewend bent geraakt.
Maar helaas, of gelukkig, maar net hoe je het bekijkt, werkt het zo niet.
Je lichaam slaat zoveel op. Net als al die angst van generaties voor jou. Zonder dat je er soms erg in hebt. Kleine en grote dingen uit het verleden kunnen in je lichaam stress oproepen. Situaties die zich hebben afgespeeld, boodschappen die je zijn meegegeven als kind. Het kan zomaar traumatisch zijn. Het zien van een ongeluk, het verliezen van een dierbare, maar ook nare opmerkingen die je onzeker en klein maken.
Maar je lichaam wilt overleven, het wil niet klein gemaakt worden, of onzeker. En dat maakt dat er overlevingspatronen in gang worden gezet. Je kent ze misschien wel, de vlucht, bevries of vecht reacties. Als je onder stress komt te staan komt het patroon waar jij je al die tijd mee staande hebt gehouden naar boven.
Iedereen reageert anders in stresssituaties en zelfs per situatie kan dit anders zijn. Zo kun je misschien bij kritiek van een collega prima standhouden, terwijl je in de aanval schiet wanneer een dierbare kritiek geeft.
Ook ieder lichaam gaat hier weer anders mee om. De een kan iets letterlijk en figuurlijk zo van zich afschudden, terwijl het bij de ander nog lang vastgehouden kan worden. Ook hier spelen weer veel factoren mee, zoals de leeftijd waarop iets ingrijpends gebeurd, hoelang een stressvolle situatie aanhoudt, je brein, je ondersteunende omgeving, hechting.
Als volwassene kan een trigger je zomaar terugbrengen naar dat moment als kind waar jij je zo klein, bang of boos voelde. In de podcast Thuiskomen bij jezelf praat ik hier met je verder over tijdens de aflevering 'Het kind in jou'.
Dit blog begon met het anders te willen doen dan de generaties voor je. Het is makkelijker gezegd dan gedaan. Niet gek, omdat dit ook is wat je kent, wat je hebt meegekregen, waar je uit opgebouwd bent. Maar het zegt niet alles. Want zoals eerder gezegd, spelen er nog heel veel factoren mee die jouw persoonlijkheid bepalen.
Dat betekent niet dat dat wat je gevormd heeft weggepoetst moet worden. Het is een deel van jou. Het verleden en dat wat je in je mee draagt hoeft je niet te belemmeren in je leven. Juist door je er bewust van te zijn kan het je helpen om gedrag te plaatsen en om te kijken of je het anders wilt of niet. Zo leer je ook de waardevolle dingen van andere generaties te omarmen, ook als het jou nu niets meer kan brengen.
En dan kun jij heel bewust zeggen: ‘Ik ga het anders doen!’